zondag 19 juni 2011

Dobbelen met God?

Kun je in een paar volzinnen op begrijpelijke wijze uitleggen wat het Higgsdeeltje is, vroeg een wetenschapsjournalist me. Het is veelgevraagd, maar ‘begrijpelijk’ is natuurlijk niet erg scherp gedefinieerd. Dus ja, dat kan ik.
Zonder Higgsdeeltje lukt het niet om zinnige voorspellingen te doen over het gedrag van elementaire deeltjes. En mét het Higgsdeeltje wel. Er zijn niet zoveel elementaire deeltjes. De elementaire deeltjes die we kennen, dat wil zeggen: experimenteel hebben waargenomen, passen heel mooi in één sluitend kader, mits we aannemen dat het Higgsdeeltje, dat nog niet is waargenomen, ook bestaat. Het Higgsdeeltje is het enige ontbrekende elementaire deeltje. Daarom zijn we er zo hard naar op zoek.
Wat is een ‘elementair deeltje’? Een deeltje zó klein dat het geen afmeting heeft, geen inwendige structuur, een ‘punt’. Een atoom is geen elementair deeltje. Een elektron, dat deel uitmaakt van een atoom, is wel een elementair deeltje. Een atoomkern, waar de elektronen omheen bewegen, bestaat uit protonen en neutronen. Maar dat zijn ook geen elementaire deeltjes. Ze bestaan uit quarks, en dat zijn wel elementaire deeltjes. Zes quarks, zes leptonen (waarvan het elektron er één is): ecce mundus! Dat is het. De krachtvelden die deze deeltjes verspreiden, en die zorgen voor de samenhang, de ‘structuur der materie’, komen hier nog bij. Deze krachtvelden zijn ook opgebouwd uit ‘kleinste hoeveelheden’, uit deeltjes, ook elementair. De elektrische en de magnetische kracht worden overgebracht door het foton. Dit is de kracht die elektronen bij atoomkernen houdt en die atomen tot moleculen maakt. En tot gassen, vloeistoffen of vaste stof. Radioactief verval wordt veroorzaakt door een kracht die onder de naam ‘zwakke kracht’ bekend is geworden en deze kracht wordt overgebracht door een deeltje dat in drie verschillende ladingstoestanden kan voorkomen: het W+ en het W- deeltje en de neutrale variant die bekend is geworden onder de naam Z0 deeltje. En tenslotte: de kracht die atoomkernen bij elkaar houdt en die quarks tot protonen en neutronen bindt heet de sterke kracht en wordt overgebracht door het gluon.
De kracht tussen twee geladen deeltjes is omgekeerd evenredig met de afstand in het kwadraat. Een positief en een negatief deeltje, bijvoorbeeld, mogen dus niet willekeurig dicht bij elkaar komen. Dat zou ‘een oneindigheid’ introduceren en dat maakt een zinvolle beschrijving onmogelijk. Laten we dit illustreren met een concreet voorbeeld. Stel we laten een elektron (negatief) botsen met een anti-elektron (ook bekend onder de naam positron; positief). Als we snelheid en richting van elektron en positron vóór de botsing kennen dan kunnen we voorspellen wat snelheid en richting ná de botsing zijn. Maar dat kan alleen maar als we de ‘oneindigheden’ die samenhangen met de theoretische mogelijkheid dat de deeltjes elkaar willekeurig dicht kunnen naderen onder controle hebben. En dat kan! In het voorbeeld ‘springt’ het krachtdeeltje (een foton) van het elektron naar het positron: zó vindt de botsing, de wisselwerking plaats. En doordat er zo’n sprongetje plaatsvindt, plaats moet vinden om een wisselwerking mogelijk te maken, blijven de oneindigheden ons bespaard. Zo kunnen we zinnige, eenduidige berekeningen doen die met experimentele resultaten vergeleken kunnen worden. Berekeningen zijn gedaan, experimenten zijn uitgevoerd: fantastisch goede overeenstemming is gevonden! En toch is er een probleem. De W/Z deeltjes onderscheiden zich van het foton (en ook van het gluon) doordat ze massa hebben. Het foton heeft alleen energie en kan niet stilstaan (zie de relativiteitstheorie). W/Z deeltjes kunnen dat wel en als zij hun kracht overbrengen (bijvoorbeeld tussen elektron en positron in een botsing als hierboven geschetst) kunnen ze dat stilstaand doen. En dat is het begin van allerlei moeilijkheden die alsnog tot onhanteerbare oneindigheden leiden. En nu komt het Higgs-veld in beeld. Een heel bijzonder veld dat er voor zorgt dat we een theorie kunnen maken waarin de krachtdeeltjes aanvankelijk massaloos zijn (en ‘oneindigheden’ vermeden worden). Als we het veld toevoegen blijkt dit energie aan de W/Z deeltjes te geven die zich manifesteert als massa. Heel opmerkelijk: het Higgs-veld introduceert de wisselwerking die tot W/Z massa leidt op precies zo’n wijze dat de oneindigheden als gevolg van deze massa precies gecompenseerd worden door wisselwerkingen tussen W/Z deeltjes via het Higgs-veld. Ook het Higgs-veld komt in kleinste hoeveelheden: het Higgs-deeltje.
Een overzichtelijk wereldbeeld: zes quarks, zes leptonen (en hun anti-deeltjes) en drie velden bestaande uit foton, W/Z en gluonen. Overzichtelijk, maar beschreven door een knap ingewikkelde theorie (‘het Standaard Model’). Een theorie die klopt ‘tot ver achter de komma’ daar waar deze getoetst is, maar een theorie die niet zonder Higgs-deeltje kan. En dit deeltje hebben we nog niet kunnen aantonen, nog niet kunnen ‘maken’. En dat moet nu (binnen een jaar…) gaan gebeuren bij de Large Hadron Collider van CERN. En anders..? Het Standaard Model is gebouwd op een basis die gevormd wordt door de relativiteitstheorie en de kwantummechanica. Einstein had het niet zo op de kwantummechanica. De kwantummechanica voorspelt waarschijnlijkheden. Een botsing tussen twee deeltjes, bijvoorbeeld, leidt tot vele mogelijke eindtoestanden, elk met een eigen waarschijnlijkheid, optellend tot honderd procent natuurlijk. Dat is de enige zekerheid. Einstein hield hier niet van. God dobbelt niet. Toch heeft het er alle schijn van dat God wel dobbelt. De dobbelsteen heeft wel meer dan zes vlakken, maar we weten toch heel aardig hoe hij er uitziet. Als God ons een dobbelsteen heeft laten ontdekken waarvan één vlakje voor altijd een vraagteken zal bevatten, dan zijn we flink bij de neus genomen. En dat geloof ik niet!

Jos Engelen, 19-6-2011

donderdag 2 juni 2011

Einstein in de politiek

Onmiddellijk volgend op het baanbrekende artikel waarin hij de relativiteitstheorie ontwikkelt publiceerde Einstein in 1905 het beroemdste resultaat van deze theorie. E=Mc2, de bekendste formule aller tijden. Einstein formuleerde het zo: als een lichaam een energie L afgeeft in de vorm van straling, wordt de massa ervan L/c2 kleiner. Dat is natuurlijk niet zo gemakkelijk te meten, want c, de lichtsnelheid, is erg groot. Maar aan het eind van het artikel staat: ‘Het is niet onmogelijk dat bij lichamen waarvan de energie-inhoud in hoge mate variabel is (bijv. van radiumzouten) de theorie succesvol getoetst kan worden’. Einstein refereert hier aan het toen net ontdekte (maar nog onbegrepen!) verschijnsel radioactiviteit. En hij had gelijk. Als een atoomkern ‘radioactief’ vervalt in twee lichtere atoomkernen dan wordt er ‘massa in energie omgezet’: de vervalproducten zijn samen lichter dan de oorspronkelijke kern en de ontbrekende massa is in energie omgezet.
Hierop is energieopwekking in kerncentrales gebaseerd. Het interessante hieraan is de energieschaal. Bij verbranding van fossiele brandstoffen spelen elektromagnetische overgangen van elektronen in banen rond atoomkernen een rol. De energie die hierbij vrijkomt is van de orde van grootte van elektronvolts (eV).
Typische energieën van overgangen in een atoomkern worden niet in eV maar MeV, een miljoen eV, gemeten. (Atoomkernen worden niet door de elektromagnetische maar door de ‘sterke’ wisselwerking bij elkaar gehouden). Dus de benodigde hoeveelheid ‘brandstof’ is navenant minder. En geen CO2 uitstoot.
Duitsland heeft besloten zijn kerncentrales te sluiten. Dat is een opmerkelijke beslissing die de regering ‘uebernacht’ genomen lijkt te hebben. Het afbouwen van de kerncentrales zal leiden tot een verdwijnende behoefte aan technische en wetenschappelijke kennis op het gebied van kernenergie. Er zal geen technische en wetenschappelijk vernieuwing meer plaatsvinden op dit gebied. In Duitsland. Maar Duitsland is een belangrijk land in Europa en in de wereld. Wat zijn de gevolgen voor Europa?
Het energieverbruik zal wereldwijd aanzienlijk toenemen. (In Nederland gebruiken we ongeveer 6 promille van het totale wereldverbruik, terwijl we 2 promille van de wereldbevolking uitmaken. Wat we nu nog ‘opkomende landen’ noemen, zullen ‘hun’ deel willen). En de fossiele brandstoffen worden schaarser en zijn uiteindelijk uitgeput. Deze twee bewegingen, een groeiende behoefte en een dalende voorraad ‘klassieke’ energie moeten stemmen tot nadenken en tot zorgvuldigheid.
Kunnen we de toenemende energiebehoefte bijbenen met nieuwe technologie, wind, zon, water? Dat is lang niet zeker. Daarom is het van groot belang de kernenergieoptie open te houden. En open houden betekent ontwikkelen. En ontwikkelen betekent nieuwe centrales bouwen.
Voor Europese landen hoort de discussie over energiepolitiek en over de rol van kernenergie in Europees verband gevoerd te worden: georganiseerd door de Europese Unie. Het strategische belang is veel en veel te groot om het aan individuele lidstaten over te laten. Europa zonder kernenergie en kernenergiekennis en ‘de rest van de wereld’ daarin gespecialiseerd, dat is om meer dan een reden een zorgwekkend perspectief.
Welke politicus durft de discussie op Europees niveau op gang te trekken?

Jos Engelen