Die toga past ons allemaal?
De academische promotie, volgend op de succesvolle
verdediging van een proefschrift, is een serieuze aangelegenheid. De procedure
eraan voorafgaand is dan ook navenant kritisch: ‘peer review’ in optima forma,
waarbij onafhankelijke experts een cruciale rol spelen als leden van de
promotiecommissie. Pas na goedkeuring van het manuscript door (co-)promotor en
andere leden wordt de kandidaat toegelaten tot de promotie, die plaatsvindt
onder formele verantwoordelijkheid van de rector magnificus.
De plechtigheid zelf heeft iets archaïsch, hetgeen
benadrukt wordt door de toga’s waarin de hoogleraren verschijnen. Al eeuwenlang
dezelfde, met mouwen die kunnen worden opgestroopt zodat de chirurgijnen van
weleer er hun werk in konden doen. De plechtigheid heeft ook iets van een
toneelstuk, met ongeoefende acteurs, en verloopt de ene keer beter dan de
andere. Dat is geen probleem: de verlening van de doctorstitel berust nog
altijd op een gedegen toetsing van de wetenschappelijke kwaliteit van het werk
van de kandidaat.
De Universiteit van Amsterdam heeft besloten dat alle
leden van de oppositiecommissie voortaan een toga mogen (moeten?) dragen. Een
kledingvoorschrift voor onder de toga bestaat trouwens niet, Nikes, versleten
spijkerbroeken en slobbertruien zijn vaak zichtbaar onder de openvallende toga’s,
dus erg onderscheidend zijn deze toch al niet. Maar door elk onderscheid in de
universitaire rangen (en daarmee samenhangende verantwoordelijkheden)
geforceerd uit te wissen, wordt geen enkel doel gediend.
Om de beslissing te relativeren laat de universiteit
overigens weten: ‘De uitbreiding van het toga-privilege heeft uitsluitend
betrekking op de promotieplechtigheden aan de UvA, niet op andere academische
plechtigheden zoals oraties, afscheidscolleges en de Dies Natalis. Bij die
gelegenheden blijft het dragen van de toga voorbehouden aan de hoogleraren.’
Tja.