Scenario
In 1965 publiceerden Penzias en Wilson een toevallige
waarneming, die een overrompelende ontdekking bleek. Ze namen radiogolven waar
uit het diepe heelal en komend van alle kanten. Radiogolven overeenkomend met
het spectrum uitgezonden door een zwart lichaam met een temperatuur van 2.7K.
De ‘big bang’ theorie van het ontstaan van het heelal, waarover toevallig rond
dezelfde tijd gespeculeerd werd (en waar Penzias en Wilson niet mee bezig
waren) was in één keer de leidende kosmologische theorie. De moderne kosmologie
combineert de ‘big bang’ met inzichten uit de elementaire-deeltjesfysica en is
zeer succesvol, alhoewel er ook nog veel vragen onbeantwoord blijven: zo zit de
wetenschap in elkaar.
Eén van de onontkoombare voorspellingen is dat er naast
de CMB (Cosmic Microwave Background) ontdekt door Penzias en Wilson, ook een
achtergrond van neutrinostraling moet bestaan. Ook daar kan een temperatuur aan
toegekend worden, volgens voorspelling 1.9K. Net als de fotonen van de CMB
hebben de neutrino’s van deze CNB (Cosmic Neutrino Background) een heel erg
lage energie. En anders dan fotonen zijn neutrino’s als zodanig al buitengewoon
moeilijk te detecteren, en de moeilijkheidsgraad neemt toe naarmate de energie
lager is. Onmogelijk dus, om een experiment te verzinnen dat deze neutrino’s
waarneemt. Onmogelijke experimenten hebben een grote aantrekkingskracht op
experimenteel natuurkundigen. En misschien is het toch niet onmogelijk de
Cosmic Neutrino Background te meten. Maar er is wel verbeeldingskracht en lef
voor nodig.
Bij NIKHEF woonde ik een voordracht van Chris Tully
(Princeton University) bij over het onderwerp. Neem tritium, een isotoop van
het eenvoudigste element dat er is, waterstof. De kern van tritium bestaat uit
een proton en twee neutronen. Tritium is niet stabiel maar radio-actief. De
kern vervalt onder uitzending van een elektron en een anti-neutrino naar een isotoop
van helium. Maar er kan ook iets anders gebeuren: het tritium baadt, zoals
alles en iedereen, in de zee van CNB neutrino’s die resteert van de big bang en
zo’n neutrino kan door de tritiumkern geabsorbeerd worden. Vervolgens vervalt
die dan naar helium onder uitzending van een elektron. Zonder een antineutrino
uit te zenden. Dit elektron heeft een andere energie dan een elektron afkomstig
van radioactief verval (dat de bij het verval vrijkomende energie moet delen
met het eveneens vrijkomende anti-neutrino). Meting van het energiespectrum van
de elektronen vrijkomende bij tritiumverval kan dus in principe een aanwijzing
geven voor de aanwezigheid van elektronen uitgezonden na absorptie van een
neutrino en dus van de aanwezigheid van een kosmisch neutrinobad, van de CNB.
Magnifiek! Is het onmogelijk geachte dan toch mogelijk?
Mogelijk, maar moeilijk. Allereerst hebben we tritium
nodig. Zoveel mogelijk. Minstens honderd gram, een ons, om kans te maken het
gezochte signaal te zien. (De wereldvoorraad tritium is zo’n twintig kilo.
Bovendien is tritium een strategisch materiaal, en de brandstof voor
toekomstige fusiereactoren.) De energie van het elektron moet met grote
precisie worden gemeten, om het gezochte signaal afkomstig van CNB absorptie,
te meten. Het elektron mag daarom niet verstoord worden door de tritiumbron
zelf: het tritium wordt gehecht aan grafeen (dit wordt afgekeken van het
onderzoek naar de opslag van waterstof in grafeen voor energietoepassingen). Vervolgens
wordt het uitgezonden elektron geanalyseerd in een systeem van magneetvelden en
elektrische potentialen om uiteindelijk in een calorimeter geabsorbeerd te
worden. Dit is gemakkelijk opgeschreven, maar de eisen aan deze meting zijn zo
hoog dat jaren R&D en misschien wel onverwachte wendingen nodig zijn om
zo’n opstelling te realiseren. High tech
aan en voorbij de grenzen van wat mogelijk is.
In het standaardmodel van elementaire deeltjes zijn
neutrino’s massaloos. Inmiddels is experimenteel aangetoond dat neutrino’s niet
(geheel) massaloos zijn. Dit roept vragen op over hun natuur: zijn het gewone
deeltjes zoals het elektron of zijn ze wezenlijk anders? De CNB neutrino’s
hebben een heel lage energie van één of een paar tiende milli-elektronvolts.
Als ze een massa hebben die van dezelfde orde van grootte is zullen de
neutrino’s heel langzaam bewegen en daarmee relatief vaak geabsorbeerd worden
in het tritium-experiment. Zo geeft dit experiment ook mogelijk een antwoord op
één van de prangende vragen die de deeltjesfysica op dit moment heeft: wat is
de neutrinomassa?
Wat bovenstaande illustreert is dat een toevallige
waarneming van radiostraling uit de ruimte (door medewerkers van Bell labs, een
laboratorium voor industriële R&D) leidde tot een interpretatie daarvan in
het kader van een inmiddels breed geaccepteerd kosmologisch model: de ‘big
bang’. Kosmologie en deeltjesfysica samen voorspellen het bestaan van een
achtergrond van ‘koude’ kosmische neutrino’s (honderden in elke kubieke
centimeter van het heelal). Tritium, een isotoop van waterstof met militaire en
vreedzame toepassingen (fusiereactoren), is een mogelijk ‘detectiemateriaal’
voor deze kosmische neutrino’s. Het moet daartoe gehecht worden aan lagen
grafeen (een vrij recent ontdekt materiaal, één koolstoflaag dik), dit
‘hechtingsproces’ wordt ontwikkeld om waterstof op te slaan (waterstof die
bijvoorbeeld geproduceerd wordt tijdens uren met overcapacitiet van
zonne-energie). Geavanceerde technieken (magneetvelden, elektrische velden, RF)
worden gebruikt in ‘beyond state of the art’ opstellingen om de door het
tritium uitgezonden elektronen met adequate precisie te meten: een
‘profilerende’ uitdaging voor high tech bedrijven en bedrijfjes; als bijvangst
wordt misschien een bijdrage geleverd aan de meting van de neutrinomassa.
Wat ik eigenlijk wil zeggen: bovenstaand scenario had
niemand kunnen verzinnen, niet in 1965, niet in 1985, niet in 2005. Alles wat
nodig was en is voor deze ontwikkeling: voldoende ruimte voor getalenteerde
onderzoekers en een uitstekend contact met de high tech industrie (en de daar
werkzame getalenteerde onderzoekers) en een uitstekend contact tussen
onderzoekers onderling: of ze nu aan waterstofopslag werken of een geschikte
tritiumbron willen maken. Het is met een zekere voldoening, overigens, dat ik
vaststel dat het hele spectrum aan talenten en technieken in de Nederlandse
kennisinstellingen en bedrijven voorhanden is. Aan het bovenstaande project
werken ze, bij mijn weten, toevallig niet, maar dat doet er niet toe. Ze werken
op vergelijkbare wijze aan vergelijkbare projecten. Ze doen mee en ze lopen
voorop. En zo moet het blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten